2. Criminaliteit

Criminaliteit komt in alle landen en in alle lagen van de bevolking voor. Om criminaliteit te bestrijden, werken verschillende organisaties en overheden samen.

De politie in Nederland werkt bijvoorbeeld ook samen met de politie in andere landen, zoals Duitsland en België, soms ook verder weg. In verschillende landen gelden soms andere regels. Maar er is ook Europese regelgeving over bepaalde onderwerpen.

Opdracht 1:

Kom jij zelf wel eens in aanmerking met criminaliteit? Is de scooter waar je zo lang voor hebt gespaard gestolen, of misschien je fiets? Is er wel eens bij jullie thuis ingebroken of bij iemand die je kent? Wat vind je daarvan? En stel je voor dat jouw scooter in een andere stad rondrijdt en je die niet meer terug zou kunnen krijgen. Hoe wil je dat zoiets opgelost wordt?

Vertel jouw voorbeeld aan je groepsgenoten.

Opdracht 2:

Wat doet de EU aan grensoverschrijdende criminaliteit? Zijn Europese regels het beste, moet elk land zelf weten hoe die regels zijn of moeten landen samenwerken?

Zoek per groepslid twee voorbeelden van hoe de Europese Unie grensoverschrijdende criminaliteit bestrijdt en omschrijf kort die voorbeelden. Deel jouw voorbeelden met je groepsleden.

Gebruik hiervoor de informatiebronnen op deze webkwestie.

Kies met je groep in totaal drie voorbeelden die jullie het duidelijkst/belangrijkst vinden. Noteer deze en houd deze apart om later te gebruiken.

Opdracht 3:

Stel je voor dat jullie groep een commissie in Europa is die overtuigende argumenten moet bedenken om geld vrij te maken voor jouw onderwerp in Europa.

Ieder groepslid bedenkt minimaal twee sterke argumenten waarom ‘De bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit’ een belangrijk onderwerp is waar de EU geld aan moet besteden. Vertel de andere groepsleden je argumenten. Elke groep maakt daarna een overzicht van alle argumenten die jullie goed vinden. De drie sterkste argumenten schrijf je op een kaartje.

Eindopdracht (huiswerk):

Ieder groepslid maakt 1 á 2 slide(s) voor de PowerPoint. Verdeel zelf wie wat behandelt. In de PowerPoint zit in elk geval:

    • één praktijkvoorbeeld dat betrekking heeft op jullie onderwerp

    • drie feiten, weetjes en (Europese) voorbeelden over jullie onderwerp

    • twee stellingen over jouw onderwerp waarover later in de klas eventueel gedebatteerd kan worden

Zorg ervoor dat jullie de twee stellingen bij de hand hebben tijdens de gastles.

Bij werkwijze vind je meer informatie over het maken van de PowerPoint en kun je de voorbeeld PowerPoint downloaden.